Overwater Grondbeleid Adviesbureau

De Aanvullingswet Grondeigendom: oude wijn in nieuwe zakken!

donderdag 12 maart 2020
Geschreven door Diana Frikkee en Peter Overwater

 

In het blad De Landeigenaar van maart 2020 is opgenomen onderstaand door Diana Frikkee en Peter Overwater geschreven artikel Aanvullingswet Grondeigendom: oude wijn in nieuwe zakken. De in het artikel gestelde vragen over het stemgedrag in de Kamer zijn beantwoord, de wet is aangenomen. De conclusie van oude wijn in nieuwe zakken blijft.

De Aanvullingswet ziet op grondeigendom, is een onderdeel van de voorziene Omgevingswet en volgt een eigen wetgevingstraject, naast dat van de Omgevingswet. Daarvoor is gekozen omdat men er rekening mee hield dat de aloude discussie met betrekking tot de vraag aan wie de meerwaarde toekomt bij bestemmingswijziging: aan de grondeigenaar of aan de overheid, weer op zou gaan spelen en dan zou leiden tot vertraging van het wetgevingsproces. In Den Haag is men de val van het kabinet Den Uyl over de grondpolitiek in 1977 nog niet vergeten!
 
De Omgevingswet
De Omgevingswet moet circa 25 wetten op het gebied van de ruimtelijke ordening en de fysieke leefomgeving, zoals de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Natuurbeschermingswet en de Wet Milieubeheer gaan vervangen. Het is de grootste wetgevingsoperatie sinds 1848 en volgens de minister is het nog steeds wenselijk en mogelijk de wet in te voeren per 1 januari 2021. Zowel de Tweede als de Eerste Kamer hebben al ingestemd met de Omgevingswet. Dat is nog niet het geval met de Invoeringswet en een aantal Aanvullingswetten zoals de Aanvullingswet Grondeigendom (hierna Aanvullingswet).
 
Twijfel over invoeringsdatum
In december 2019, ten tijde van het schrijven van dit artikel is er in de praktijk en wetenschap twijfel gerezen over het moeten en zo ja kunnen invoeren van de Omgevingswet per 1 januari 2021. De twijfel betreft het überhaupt behalen van het doel van de wetgevingsoperatie, namelijk of het eenvoudiger en beter zal worden, ook wordt getwijfeld over het door de verschillende overheden in staat zijn om de nieuwe wet toe te passen en of de digitale doelstellingen behaald kunnen worden. Het is nu de vraag of deze twijfel in de weg zal staan aan het door de Eerste Kamer goedkeuren van de Invoeringswet en onder andere de Aanvullingswet Grondeigendom.
 
Wetgevingsproces 
De hierboven genoemde vrees voor vertraging door de behandeling van het onderwerp grondeigendom is niet uitgekomen. Direct bij aanvang van de behandeling heeft de minister gesteld niet te willen tornen aan het uitgangspunt dat de waarde bij bestemmingswijziging toekomt aan de grondeigenaar, waarna de discussie zich heeft beperkt tot grotendeels technische wetsaanpassingen.
De Aanvullingswet is zonder veel vuurwerk op 17 oktober 2019 aangenomen door de Tweede Kamer, ook de Eerste Kamer lijkt de wet te zullen aannemen. Met mogelijk discussie over een punt, dat van het onderwerp kostenverhaal (het door gemeenten verhalen van hun (plan)kosten op grondeigenaren bij gebiedsontwikkeling.
 
Onderwerpen Aanvullingswet
De Aanvullingswet ziet op:
  • Het voorkeursrecht; het door overheden kunnen vestigen van een voorkeursrecht tot koop op grond waarvoor een niet agrarische bestemming wordt voorzien. Dan moet een eigenaar die wil verkopen zijn grond eerst te koop aanbieden aan veelal de gemeente en heeft recht op de werkelijke waarde. Hier wijzigt inhoudelijks nauwelijks iets wat hier de moeite van het benoemen waard is, anders dan dat de geldingsduur van een voorkeursrecht gevestigd op basis van een omgevingsplan van tien jaar wordt gewijzigd in twee termijnen van 5 jaar. Waarbij na 5 jaar een 'natuurlijk' heroverwegingsmoment wordt ingebouwd en een nieuw besluit moet worden genomen, dat voor bezwaar en beroep open staat.
  • Onteigening, het door de overheid in het algemeen belang ontnemen van grondeigendom, in ruil voor een volledige schadeloosstelling, waardoor de eigenaar in dezelfde vermogens- en inkomenspositie blijft. Dit uitgangspunt is ongewijzigd. Hier is alleen sprake van een ingrijpende procedurele wijziging, doordat de bestuursrechter en niet meer de Kroon en de burgerlijke rechter toeziet op de juistheid van een onteigeningsbesluit. De bestuursrechter toetst voluit.
  • Landinrichting en Kavelruil, ongewijzigd behalve dat het mogelijk wordt om op vrijwillige basis ook binnenstedelijk te herverkavelen.
  • Kostenverhaal, het door gemeenten verhalen van hun (plan) kosten voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut op grondeigenaren bij gebiedsontwikkeling op basis van een raming van kosten en opbrengsten. Er verandert niets bij gebiedsontwikkelingen met een tijdvak (integrale gebiedsontwikkeling). Wel wordt er een nieuwe manier voorgesteld bij gebiedsontwikkeling zonder een tijdvak (organische ontwikkeling), met als bijzonderheid dat kan worden verhaald tot de gehele waardevermeerdering per locatie.
Bij de behandeling in de Tweede Kamer is er vanuit het niets een amendement aangenomen dat het mogelijk maakt dat gemeenten een financiële bijdrage eisen in ruil voor een ruimtelijke ontwikkeling. Door (markt) partijen wordt dit betiteld als niet gewenste betaalplanologie: het moeten betalen voor het door een gemeente meewerken aan het wijzigen van een bestemming. Over dit punt heeft de Eerste Kamer inmiddels kritische vragen gesteld.
 
Conclusie en vraag
Kort door de bocht kan gesteld worden dat het bij de Omgevingswet en het onderdeel grondeigendom gaat om oude wijn in nieuwe zakken. Het grondrecht op eigendom lijkt niet in gevaar. Iets heel anders is de vraag of de samenleving moet worden behoed voor een dergelijke megalomane wetswijziging. We zijn benieuwd hoe de Eerste Kamer haar rol terzake zal vervullen.