Overwater Grondbeleid Adviesbureau

Nieuwe regeling Rijkswaterstaat voor vergoeding deskundigenkosten

vrijdag 9 december 2022 Geschreven door Luc Rozendaal en Erik Pekelder


Bij een minnelijke verwerving ter voorkoming van onteigening heeft een rechthebbende recht op vergoeding van de in redelijkheid gemaakte kosten van deskundige bijstand. In geval van minnelijke verwerving door Rijkswaterstaat hanteerde Rijkswaterstaat sinds eind 2005 de zo genoemde ‘Regeling van Rijkswaterstaat voor de vergoeding van deskundigenkosten’ (besluit d.d. 7 december 2005, nr. RWSCD BJV 2005/6386). Op 2 december 2022 is in de Staatscourant (nr. 31360) de nieuwe ‘Regeling vergoeding deskundigenkosten Rijkswaterstaat’ gepubliceerd. De regeling uit 2005 wordt met de nieuwe beleidsregel ingetrokken.
 
Uitgangspunt in de nieuwe beleidsregel blijft – net zoals in de regeling uit 2005 – dat de rechthebbende aanspraak heeft op een forfaitaire vergoeding voor de inschakeling van een deskundige, mits de deskundige bijstand daadwerkelijk is verleend. Rijkswaterstaat heeft beoogd om de gehanteerde bedragen in de nieuwe beleidsregel beter aan te laten sluiten bij de praktijk. Waar in de regeling uit 2005 een staffel werd gehanteerd met een minimumbedrag van € 1.000,- en een maximumbedrag van € 13.750,-, is in de nieuwe beleidsregel opgenomen dat voor de vergoeding van deskundigenkosten 2% van de schadeloosstelling wordt vergoed met een minimum van € 2.250,- en een maximum
van € 20.000,-.
 
Gelijk blijft dat in individuele gevallen van de forfaitaire tarieven kan worden afgeweken. Indien een  rechthebbende verzoekt om afwijking, dient een dergelijk verzoek te worden onderbouwd en verantwoord. In de verantwoording moeten de werkzaamheden, data, het uurtarief en de tijdsbesteding zijn opgenomen. Bij de beoordeling hanteert Rijkswaterstaat de in de jurisprudentie ontwikkelde dubbele redelijkheidstoets, waarbij uitgangspunt is een marktconforme vergoeding. 
 
Nieuw is dat in de beleidsregel uit 2022 expliciet is opgenomen dat de beleidsregel na inwerkingtreding van de Omgevingswet of uiterlijk 5 jaar na vaststelling van de beleidsregel wordt geëvalueerd en indien nodig wordt aangepast. Doel hiervan is om de gehanteerde bedragen blijvend aan te laten sluiten bij de praktijk. Verder is in de nieuwe beleidsregel een uitgebreide toelichting opgenomen waarin Rijkswaterstaat de wijze van beoordeling van de deskundigenkosten inzichtelijk maakt. Die toelichting was in de regeling uit 2005 beperkter. 
 
De nieuwe beleidsregel is ook van toepassing op minnelijke verwervingen ter voorkoming van onteigening die in het verleden zijn opgestart en waarin na 1 november 2022 (de datum waarop de nieuwe beleidsregel is vastgesteld) prijsovereenstemming is bereikt.
 
Nieuw is dat in de toelichting bij de beleidsregel is aangegeven dat Rijkswaterstaat beoordeelt of de door de rechthebbende ingeschakelde deskundige voldoende ter zake kundig is, waarbij het vooral om kennis van het onteigeningsrecht gaat. Opvallend is dat Rijkswaterstaat stelt dat de inschakeling van een advocaat, naast de deskundige, in de minnelijke onderhandelingsfase in beginsel niet redelijk is. Uit de toelichting wordt niet duidelijk wat Rijkswaterstaat onder de 'minnelijke onderhandelingsfase' verstaat. Is dat tot het nemen van het Koninklijk Besluit tot onteigening, waaronder de administratieve onteigeningsprocedure (of onder de Omgevingswet de onteigeningsbeschikking)? Na het nemen van het verzoekbesluit (de start van de administratieve onteigeningsprocedure) lopen de onderhandelingen door en is er nog steeds sprake van minnelijk overleg. Volgens de onteigeningsjurisprudentie komen in de administratieve onteigeningsprocedure ook de kosten van juridische bijstand voor vergoeding in aanmerking. Verderop in de toelichting wordt weliswaar aangegeven dat ook de kosten die een rechthebbende heeft gemaakt in de zienswijzeprocedure bij de Kroon (dus in de administratieve onteigeningsprocedure) voor vergoeding in aanmerking komen, maar onduidelijk is of daarmee worden bedoeld de kosten van alleen de deskundige of ook de kosten van juridische bijstand. Wanneer Rijkswaterstaat met 'de minnelijke onderhandelingsfase' bedoelt het verwervingsproces tot het nemen van het Koninklijk Besluit tot onteigening, dan zouden ook de gemaakte kosten van juridische bijstand in de administratieve onteigeningsprocedure voor vergoeding in aanmerking dienen te komen.